12 februari 2023
Gisteravond zat ik op de bank, breiend aan een sjaal, in de meest simpele breisteek, zoals veel mensen om me heen breien, haken.
Soms maken mensen de grap dat ik een oma ben, soms doe ik het zelf, dat ik eruit zie als een hippie grootmoeder, bijvoorbeeld, dat ik soms liever thuis zit met een boek op mijn schoot, dat ik heel erg houd van zaken die ook oude mensen bezig houden.
Soms verwijs ik naar twee oudere vriendinnen van mij, een net 85, een 92, die ik beter heb leren kennen dan mijn eigen, allen overleden, grootouders. Zij zouden de vermeende oorzaak zijn van mijn “oude-daagse” leven.
Alles is een aesthetic tegenwoordig, zo ook de grootmoeder of grootvader -esthetiek. Ik vraag me af wat dat dan betekent, dat we de hele tijd naar ons eigen leven verwijzen alsof we “al ouder” zouden zijn. Of als we bepaalde manieren van leven scharen onder iets wat enkel voor ouderen is weggelegd.
Soms hoor ik mezelf en vrienden grappen dat we leven alsof we gepensioneerd zijn. Daarmee bedoelen we de levensstijl, denk ik. Een lange wandeling maken, naar de markt gaan op zaterdag, dure kaas of wijn kopen, alles vooruit plannen, de krant lezen, het oude zondagse ritueel? Is dat niet gewoon hetzelfde als genieten?
(Terzijde: heeft iemand ooit de oud rotterdammer gelezen in het pannekoekenhuis in het Kralingse bos? Hi-la-risch. Je krijgt overigens een kleine amaretto met een toef slagroom bij je zwarte koffie - altijd, ook in de ochtend).
Sinds kort word ik elke ochtend wakker met radio 4, om iets voor 7. In het doordeweekse ochtendprogramma wordt er een cryptogram gegeven. Ik heb de oplossingen vooralsnog nooit geraden, ze zijn scherp en specifiek - ik ben iets minder pienter in deze feitjes.
De oplossing van vrijdag was zilver.
Donderdag: bezetting.
Woensdag: nieuwe zakelijkheid.
(Voor de cryptogrammen raad ik aan vroeg op te staan en te luisteren).
Tijdens het luisteren naar de klassieke muziek krijg ik ook een groot deel van de reclames mee, die voornamelijk gericht zijn op mensen boven de 60. Gehoorapparaten, pensioen, verzekeringen, begrafenissen, leeftijdskortingen en dergelijke. Daar bespeur ik een hele andere wereld: een van verlies.
Verlies van tijd, verlies van je gehoor, van je bewegingsmogelijkheden.
We kunnen onszelf verliezen op verschillende manieren. Over het algemeen merk je dit als je jong bent in andere dingen. Misschien kan je niet meer zo lang doorgaan met feesten, heb je niet de oneindige energie die je had toen je 18 was. Misschien verlies je je “ik” in te hard werken, in een kunstproject, in een taak die je jezelf hebt opgelegd, of in de liefde. Ik denk bijvoorbeeld aan het boek A Spy in the House of Love van Anaïs Nin, wat ik momenteel lees, waarin een jonge vrouw Sabrina zich tussen minnaars en haar man beweegt. Die liefde is haast fragmentarisch, ze speelt rollen, ze valt tussen alles in, laat overal van zichzelf een stukje achter. (Is dat dan liefde, kan je jezelf afvragen?)
Ouderdom, in de zin van verlies, zit misschien wel in gedeeltelijk stukjes van jezelf moeten achterlaten. Dit soort verlies zien we niet, wanneer we spreken van pensionado’s en grootmoeder esthetica. Het is iets waar je niet tegen kan vechten, het is iets wat je overvalt wanneer het daar is, zelfs al had je een leven lang om je er op voor te bereiden. Misschien staat het jonge en het oude wel altijd tegenover elkaar. Misschien is dat dan wat we een beetje aan het doen zijn met onze levensstijl, we bereiden ons voor.
Maar wel enigzins dubbel: want tuurlijk, we zijn nog jong.
Voor ons gaat het om die eeuwige zoektocht naar balans. Het is ons nog niet compleet opgelegd, want we zijn nog zo flexibel! Niet op de klote en precaire flex-werk manier, maar dat als we willen, we nog naar de supermarkt kunnen hoppen om een extra paprika of een pak (haver)melk te kunnen halen. Dat we dit niet op specifieke dagen hoeven te plannen. Dat we, over het algemeen, niet de hele tijd naar de dokter hoeven, dat de uitstapjes naar de dokter niet moeizaam zijn en een hele dag in beslag nemen.
Ik zit menigmaal aan tafel tegenover een oude vrouw, een van mijn betere vrienden. Ze staat nog zo volkomen in het heden, al gelooft ze het zelf niet meer - ze brokkelt af zegt ze, ze verliest zichzelf. Ik heb geen inspiratie meer zegt ze, ik ben het niet meer. Ik probeer haar de afgelopen tijd meer vragen te stellen. Dingen die ik eigenlijk beschamend zou vinden. Dingen die ik aanvankelijk heftig vond, of grof. Haar terug te halen. Ze is goed in het afsteken van monologen, haar mening te verkondigen. Dat pakt niemand haar af, maar ik probeer er doorheen te prikken. Minder aannames te doen. Hoe leren we van de andere generaties als we niet de echte vragen stellen? Wat maakt een vraag dan echt?
Soms leer je iets van iemand door langer, kwalitatief tijd met mensen door te brengen. Spreek je je oma nog wel eens? Of je opa? De oudere buurvrouw op de hoek? Ik weet dat ik, toen mijn grootmoeder langs ging, lang niet altijd er voor haar was. Logisch ook ergens - niets moet voelen als een verplichting.
Ik denk aan hoe we in ons eentje op de bank zitten te breien. Het is nodig om soms alleen te zijn, dagen en gedachten te verwerken, maar misschien kunnen we ook veel leren van tijd doorbrengen met de oudere generaties om ons heen.
Een van mijn favoriete science-fiction schrijfsters, Ursula K. LeGuinn, begon toen ze de 80 passeerde een blog, waarin ze met enorme scherpte schreef over oud worden. Over de minder leuke randjes, het taboe wat erom heen hangt, maar ook over politiek, solidariteit, het het woord: fuck en het uitkiezen van een kat. Het werd uitgegeven in een boek: No time to spare, thinking about what matters.
De titel No time to spare - ontleent zich aan het (best hilarische) hoofdstuk waarin ze een enquete van haar voormalige universiteit Harvard bespreekt, die ze kreeg rond haar 80e, ter aanleiding van een reünie. Bij vraag nummer 18, over wat je zoal doet in je vrije tijd, heeft ze het niet meer. Onder de keuzes, “golfen” maar ook “winkelen” en “bridgen” valt ook “creatieve bezigheden”, waaronder schrijven. Schrijven is altijd haar beroep geweest - dit viel voor haar nooit in vrije tijd. Wat is vrije tijd überhaupt, vraagt ze zich af. Wanneer, als je oud geworden bent, alle tijd die je hebt, in essentie “vrije tijd” zou zijn, wat maak je daar dan van? Ze stelt: het tegenovergestelde van vrije tijd is de gevulde tijd. ‘I still don’t know what spare time is because all my time is occupied. It’s occupied by living.’
Wanneer wij onszelf aanpraten dat we leven alsof we oud geworden zijn, bedoelen we dan niet eigenlijk: we genieten? We genieten van onze vrije tijd, ook nu we jong zijn en och, wat is het is heerlijk en fijn dat we dat mogen, genieten van dit leven.