Het originele vergrootglas is het kleine gaatje tussen je handen.
Het originele vergrootglas is het kleine gaatje tussen je handen. Ik sta buiten, mijn rugzak hangend op mijn schouders, stevig balancerend op mijn zadel, mijn plooifiets nog even roestig en krakkemikkig. Ik vorm van mijn vuist een cocon en tuur door het lichtpuntje wat overblijft. Alles lijkt haarscherp, temidden van mijn brein wat tolt. Ik zie je niet. Op onze ramen smeerde we vaseline zoals we dat op onze lenzen deden.
In Amsterdam staat een huis van een vrouw die ik gemist heb. In datzelfde huis woont ook een jongen - ook hem heb ik gemist. Ik was het even vergeten. Ik wilde het liever niet weten. Het huis, is zoals ik, vanbinnen hol en bewoonbaar. Er zijn zoveel tekens dat we de wereld niet meer samen delen en dan toch nu, hier, bestaan wij heel erg, samen. Het huis is zoals wij, vanbinnen overvloedig en bewoonbaar - met bouwplan. Er kan nog zoveel veranderen. We leven niet in regelmaat; de lucifers wijzen alle kanten uit, de boeken bezaaien de vloeren, het beddengoed verwisseld van kleur. Blauw, of wit, vroeg je. Ik wist het niet meer.
De kamers zijn met elkaar verwoven; ook de tijd zit gesponnen door het huis - de eerste huiltjes van de jongen; de kattenharen op de derde verdieping, de muizenkeutels op de tweede. De vrouw heeft me geborgenheid gebracht; altijd; steeds weer opnieuw. Ze is belschroom, ze belt mij nooit, maar wanneer ik haar bel hangen we 2 uur aan de telefoon. Laatst zei ze; dat wat voor kunst geldt, geldt ook voor de liefde. Het is geen afweging die je intellect maakt, het valt daarbuiten, het is niet iets van je verstand. Het is herkenning - het gaat om die herkenning vanuit je eigen binnenste. Op gegeven moment ontmoet je iemand, met wie je meer samen wilt zijn dan met andere mensen. Je trekt jezelf daar naartoe; je blijft aan elkaar trekken. Soms klopt het. Soms is het nog niet afgerond.
Ik kleed onze conversaties uit, mijn stem, jouw woorden. Het kost tijd; dat is gegeven. Telkens weer de situatie, wat is onze situatie? Dat moment herleven. Heel zachtjes, met kleine stapjes, tot het begint te sissen, te rommelen, te trillen. Ik wil heel erg bestaan vandaag.
De vrouw doet haar jas aan. Ze is niet alleen belschroom, maar ook zoef de slak, zei ze zojuist. Ik schrijf dit, terwijl ik wacht op onze gezamelijke wandeling richting de boekhandel. Ik mag een dichtbundel uitzoeken. Ik hoop dat het gedichten zijn die me kunnen dragen - zoals ze dat kunnen doen, wanneer ik een verwante ziel in de woorden meen te herkennen.
We praten veel over liefde de afgelopen tijd. Het is anders om met iemand over liefde te praten die al bijna 70 jaar langer leeft dan jij. Ze gelooft in ziels-herkenning. Ik ook. In mensen en in taal, in boeken en in blad, in aarde en in meren. Ik herken mezelf in water, altijd, weer opnieuw geboren.
Inmiddels sta ik voor het raam. Mijn handen vormen zich tot twee vuisten, de kijker rekt zich uit. De blaadjes aan de iep, een fietser, dan, rechtsonder, de vrouw. Ze loopt buiten, stapje voor stapje, voorzichtig met nieuwe rollator. Ze kan weer buiten komen, op haar plekken geraken. Haar reikwijdte is groter geworden, haar leven overvloediger. Ze zet hem neer, haar wandelende stoel. Komt even op adem. Dit is mijn teken, het is tijd. Straks is zoef de slak eerder bij de boekhandel dan ik. Ik open mijn handen, pak mijn zak die over de stoel hangt, dankbaar voor de woorden die hun weg de wereld in gevonden hebben, op zoek naar nieuwe. De wereld lijkt behapbaarder vandaag - ik blijf herkauwen.